Dwars door Vlaanderen met kleinzoon
hoe herinnerde ik me plots de krakende radio Bell
met het groene oog en met de vreemde oorden
op de afstemschaal, zoals Tirana en Belgrado, die
mij, onwetende, van wereldreizen lieten dromen
en ook de verre oom op bezoek, met zijn oor dicht
tegen de luidspreker aan, de dikke sigaar een rood
opgloeiend oog, die zei: “de wereld zien? ge moet
koersen, jongen! zoals Van Steenbergen en Coppi!”
en koersen zouden we doen, wij waren Van Looy
of Beheyt, ik zou zelfs Eddy Merckx nog kloppen,
opgepept als ik was na een wiskundetoets met
te hoog stijgingspercentage. Later leerde ik dat
men niet moet winnen en reizen om de wereld
te doorzien, het juiste woord kan volstaan. “zeg
opa”, vraagt mijn kleinzoon op logies, een expert
van negen in dinosaurussen en co, “hoe oud zijn
die mannen, waar rijden zij zo vlug naartoe? zou
mijn papa dat nog kunnen?” diplomatisch wring
ik me tussen hamer en aambeeld uit en zeg dat
hij bovenop alles ongetwijfeld ook dat nog kan.
hij mompelt een onbestemd uh hu. hoe beheerst
hij al de ironie der kleine woorden. koers boeit hem
niet echt, al vindt hij het landschap mooi. “weet je”,
zegt hij, “in Bolivia”, waar hij laatst zes lange weken
was, “regende het harder, maar wij vielen niet”.
©Martin Carrette 25/03/2015
hoe herinnerde ik me plots de krakende radio Bell
met het groene oog en met de vreemde oorden
op de afstemschaal, zoals Tirana en Belgrado, die
mij, onwetende, van wereldreizen lieten dromen
en ook de verre oom op bezoek, met zijn oor dicht
tegen de luidspreker aan, de dikke sigaar een rood
opgloeiend oog, die zei: “de wereld zien? ge moet
koersen, jongen! zoals Van Steenbergen en Coppi!”
en koersen zouden we doen, wij waren Van Looy
of Beheyt, ik zou zelfs Eddy Merckx nog kloppen,
opgepept als ik was na een wiskundetoets met
te hoog stijgingspercentage. Later leerde ik dat
men niet moet winnen en reizen om de wereld
te doorzien, het juiste woord kan volstaan. “zeg
opa”, vraagt mijn kleinzoon op logies, een expert
van negen in dinosaurussen en co, “hoe oud zijn
die mannen, waar rijden zij zo vlug naartoe? zou
mijn papa dat nog kunnen?” diplomatisch wring
ik me tussen hamer en aambeeld uit en zeg dat
hij bovenop alles ongetwijfeld ook dat nog kan.
hij mompelt een onbestemd uh hu. hoe beheerst
hij al de ironie der kleine woorden. koers boeit hem
niet echt, al vindt hij het landschap mooi. “weet je”,
zegt hij, “in Bolivia”, waar hij laatst zes lange weken
was, “regende het harder, maar wij vielen niet”.
©Martin Carrette 25/03/2015