DE OMLOOP VAN EEN RENNERSLEVEN
- in memoriam Claude Criquielion -
Zaterdag 28 februari 2015, 14uur:
ik sta op de Muur van Geraardsbergen,
mijn jaarlijkse mini-bedevaart naar het Compostella
van de Vlaamse koers, een verplichte hoogdag
die de winter draaglijk maakt en steeds weer
de lente in mijn stramme lenden doet ontvlammen.
De losgelaten dichter met een Pegasus-helikopter
boven het gespannen hoofd naast zijn kleinzoon
als nerveus trappelend supporter tussen soortgenoten
in de schaduw van café Het Hemelrijk
- what 's in a name -,
links en rechts pronostikerende stemmen,
een vrouw die bijna haar evenwicht verliest en
een bende mannen die al te veel venijnig vocht
naar binnen hebben gewerkt en schreeuwend
door hun bierdak gaan als ze de renners zien passeren.
Ze hijgen voorbij, snel, het oog op de kapel gericht
waarin de Lieve Vrouw heilig staat te zijn,
deze unieke sportbestuurster van de hemel.
Ik zie hoe Boonen op de kop flitst en straalt,
een tweelingaureool om de pothelm en zeker niet
dan al met die Gentse frustratie van een paar uur later
in het mooie Oman-gebruinde hoofd,
Sir Wiggins met rosse baardgloed in zijn buurt,
Gilbert die een fluim in de kasseistenen goot mikt.
Geen Stannard te bespeuren, die droogt en spaart
zijn albatrosgebaar en zegedriften op voor straks.
Er zijn al kettingen die monden snoeren,
remmen die het hart beklemmen.
Tien kilometer zuidwaarts hier vandaan,
in de provincie Henegouwen met zijn
Waalswiegende taal van Molière droogt in
Deux Acren de grond van een vers gedolven graf:
zou hij rusten, de goede Claudy, denk ik,
zou hij op de Muur het dichtertje zien staan
waarmee hij zo rustig en ontspannen poseerde
voor een Pyreneëenrit in de Tour en
waarmee hij ooit naar de Boekenbeurs trok
om er een boeketje wielerpoëzie te signeren
(de renner deed dat die dag zeker dertig keer,
de dichter werd er amper om gevraagd of
hoe lyrische roem verbleekt bij rennersglorie).
Vorige week woensdag, Hoei, toeval of niet
maar uitgerekend dan wandel ik de plaatselijke Muur op,
deze pijnbank voor coureurs waar Claudy zo fel schitterde.
Op datzelfde ogenblik sterft hij in de stad van Boon,
ik steek een kaars aan in de kerk op de top.
De te korte Omloop van dit rennersleven doet me pijn,
ik treur om deze zachte mooie man die in tricolore trui
naast mij in Tarbes op de Aubisque zat te wachten.
- willie verhegghe
- in memoriam Claude Criquielion -
Zaterdag 28 februari 2015, 14uur:
ik sta op de Muur van Geraardsbergen,
mijn jaarlijkse mini-bedevaart naar het Compostella
van de Vlaamse koers, een verplichte hoogdag
die de winter draaglijk maakt en steeds weer
de lente in mijn stramme lenden doet ontvlammen.
De losgelaten dichter met een Pegasus-helikopter
boven het gespannen hoofd naast zijn kleinzoon
als nerveus trappelend supporter tussen soortgenoten
in de schaduw van café Het Hemelrijk
- what 's in a name -,
links en rechts pronostikerende stemmen,
een vrouw die bijna haar evenwicht verliest en
een bende mannen die al te veel venijnig vocht
naar binnen hebben gewerkt en schreeuwend
door hun bierdak gaan als ze de renners zien passeren.
Ze hijgen voorbij, snel, het oog op de kapel gericht
waarin de Lieve Vrouw heilig staat te zijn,
deze unieke sportbestuurster van de hemel.
Ik zie hoe Boonen op de kop flitst en straalt,
een tweelingaureool om de pothelm en zeker niet
dan al met die Gentse frustratie van een paar uur later
in het mooie Oman-gebruinde hoofd,
Sir Wiggins met rosse baardgloed in zijn buurt,
Gilbert die een fluim in de kasseistenen goot mikt.
Geen Stannard te bespeuren, die droogt en spaart
zijn albatrosgebaar en zegedriften op voor straks.
Er zijn al kettingen die monden snoeren,
remmen die het hart beklemmen.
Tien kilometer zuidwaarts hier vandaan,
in de provincie Henegouwen met zijn
Waalswiegende taal van Molière droogt in
Deux Acren de grond van een vers gedolven graf:
zou hij rusten, de goede Claudy, denk ik,
zou hij op de Muur het dichtertje zien staan
waarmee hij zo rustig en ontspannen poseerde
voor een Pyreneëenrit in de Tour en
waarmee hij ooit naar de Boekenbeurs trok
om er een boeketje wielerpoëzie te signeren
(de renner deed dat die dag zeker dertig keer,
de dichter werd er amper om gevraagd of
hoe lyrische roem verbleekt bij rennersglorie).
Vorige week woensdag, Hoei, toeval of niet
maar uitgerekend dan wandel ik de plaatselijke Muur op,
deze pijnbank voor coureurs waar Claudy zo fel schitterde.
Op datzelfde ogenblik sterft hij in de stad van Boon,
ik steek een kaars aan in de kerk op de top.
De te korte Omloop van dit rennersleven doet me pijn,
ik treur om deze zachte mooie man die in tricolore trui
naast mij in Tarbes op de Aubisque zat te wachten.
- willie verhegghe